Geschiedenis

Op deze pagina treft u in hoofdlijnen het ontstaan en de ontwikkeling van het grondgebied van “De Ronde Venen” aan. Onder het hoofdstuk plaatselijk bestuur is schematisch weergegeven welke gerechten en gemeenten deel hebben uitgemaakt van de in 1989 gevormde gemeente De Ronde Venen.

De canon van de Proosdijlanden vindt u hier.

Ontstaan en de ontwikkeling van het grondgebied

Het gebied “De Ronde Venen” betreft het oostelijke, aan het stroomgebied van de Vecht aansluitende deel van het gebied tussen Amstelland en Rijnland. Hier beschrijven de Kromme Mijdrecht, de bovenloop van de Amstel, de Waver, de Winkel, de Angstel en de Aa een bijna gesloten cirkel, die de verkaveling en de wijze van ontginning heeft bepaald. Mijdrecht en Wilnis nemen binnen deze cirkel het westelijk deel in, terwijl Oudhuizen, Demmerik, Vinkeveen, Aasdom, Ruige Wilnis, Waveren, Botshol en Waverveen het oostelijke stuk vormen. “De Ronde Venen” behoorde tot het gebied, dat de Duitse keizer Otto I in 953 aan de bisschop van Utrecht had gegeven. Uit de oorkonde blijkt onder andere, dat de bezittingen van de keizer aan beide oevers van de rivier “die Fech” (dit is de Vecht) met alle onderhorigheden werden overgedragen, met landen, bossen, stromen en afwateringen van deze stromen en de visrechten, alsmede de plassen en meren, die uit de rivier gevormd werden. Met dit gebied is het territorium geïdentificeerd, dat ongeveer een eeuw later de kern zou worden van de heerlijkheid van het kapittel van Sint Jan.

Ten tijde van de schenking in 953 was “De Ronde Venen” nog onontgonnen gebied. Aanzet voor de ontginning van het gebied werd gegeven met een oorkonde van 1085, waarbij bisschop Koenraad van Utrecht het gebied schonk aan “proost Anselmus en de overige broeders van de kerk van de gelukzalige Johannes de Doper, gevestigd te Utrecht.” Met deze proost en overige broeders worden aangeduid de latere kanunniken van Sint Jan, die tezamen het kapittel van Sint Jan vormen. Het betrof een ruilovereenkomst van verschillende bezittingen, waarbij bisschop Koenraad onder andere de tol te Smithuizen bij Emmerik verkreeg in ruil voor onder andere “nog een ander veenland in Midreth (is Mijdrecht), dat in de volksmond Veertighoeven wordt genoemd”. Met “Veertighoeven” wordt waarschijnlijk de streek van Wilnis bedoeld, blijkens een turbe (enquête) van proost Pieter van Velde, gehouden in 1381, ter staving van zijn rechten. Op een stelling van de proost, dat “Wilnis voorheen placht te heten en nu ook genoemd wordt Veertig Hoeven” werd door getuigen bevestigend geantwoord.

Dat de bisschop het gebied “De Ronde Venen” schonk aan het kapittel is vrij uniek, maar wel verklaarbaar. Omstreeks 1070 was één van de vele conflicten tussen de bisschop van Utrecht en graaf Diederik V van Holland erop uitgedraaid, dat de graaf moest vluchten naar waarschijnlijk Vlaanderen. Met steun van de Vlaamse graaf Robrecht de Fries versloeg Diederik bisschop Koenraad bij de burcht IJsselmonde en nam hem zelfs gevangen. Een gevolg was, dat er afspraken werden gemaakt over de grens tussen Holland en het Sticht (Utrecht).

Aangenomen kan worden, dat de bisschop na deze gebeurtenissen twee redenen heeft gehad bij het verstrekken van de oorkonde:
1. het zeker stellen van de grens tussen Holland en het Sticht;
2. het ontginnen van het veenland.
Er vanuit gegaan kan worden, dat bisschop Koenraad op deze wijze de ontginningsdrift vanuit Holland en met name Abcoude wilde tegengaan. Bij de oorkonde werden de tienden, de bestuursbevoegdheden en de gehele rechtspraak de proost van Sint Jan slechts geschonken als het land ontgonnen zou zijn. Het kapittel had er dus belang bij zo snel mogelijk met de ontginning te beginnen.

Van de eerste ontginningen vanaf 1085 moet men zich niet te veel voorstellen. Men probeerde tot het centrum van het gebied door te dringen door de aanleg van met stammetjes verstevigde wegen en door veenland te ontwateren. Voor de ontwatering werden lange waterwegen gegraven door het veen, die direct of indirect afwaterden op de Kromme Mijdrecht. Het moerasbos bij de rivieren werd gekapt en er vestigden zich mensen, die een pover bestaan leidden met een eenvoudig agrarisch bedrijf, visserij en jacht. De ontwateringssloten werden naar het centrum van het veengebied gegraven, waardoor een stervormige verkaveling van “De Ronde Venen” ontstond. Alle watergangen waren gericht op het midden van het veen. In het centrum waren de kavels het smalst, naar buiten gaande werden ze breder.

Hoogheemraadschap van Rijnland 1746   Kaart uit de atlas "'t Hoogheemraadschap van Rijnland" door J. Jansz. Douwe en Steven van Broekhuijsen, 1746.

 

In de loop van de middeleeuwen veranderde het landschap. Het veen begon in te klinken, waardoor de ontwatering van het land verslechterde. De bewoners probeerden hun land droog te houden en verlaagden het peil van de sloten, met als gevolg dat de inklinking in versterkte mate voortzette. De akkerbouw (gerst en rogge werd verbouwd) werd in natte tijden onmogelijk door wateroverlast en men moest noodgedwongen overstappen op veeteelt. In de loop van de 15e eeuw was het niet langer mogelijk het overtollige water uit het veengebied op de rivieren te lozen. Met primitieve middelen als hand- en paardemolens probeerde men het water kwijt te raken, met weinig resultaat. Het met zoveel moeite ontgonnen land dreigde prijs gegeven te moeten worden aan het water. De omstreeks in 1400 in ontwikkeling gekomen windmolen bracht redding. In De Ronde Venen werden er verscheidene geplaatst.

Een volgende bedreiging vormde de vervening: het delven en baggeren van turf. Het was bekend, dat gedroogd veen een goede brandstof was. In eerste instantie werd turf gedolven voor eigen gebruik. In de 14e eeuw veranderde dit door de vraag naar goede brandstof door de opkomende industrieën en ambachten in steden, waarvoor het veen in De Ronde Venen zeer geschikt gevonden werd. De druk op de turfwinning nam dus toe. Tot in de 17e eeuw bleef de schade beperkt. Daarna veranderde grote oppervlakten agrarisch land in water. De eigenaren van akkers verdienden veel geld aan de vervening, waarmee ze andere gronden konden verwerven om deze daarna weer te vervenen. Agrarische bedrijven verdwenen dus, terwijl boerenhoeven vervielen tot huizen van veenarbeiders.

De overheid volgde deze ontwikkeling met grote zorg. Door het verdwijnen van het agrarisch bedrijf miste zij inkomsten door het niet meer kunnen heffen van grondlasten. Het ontstaan van de grote wateroppervlakten was haar tweede zorg. Er werden in de 17e tot en met de 19e eeuw tal van verordeningen op gewestelijk, later provinciaal niveau op dit terrein uitgevaardigd, enerzijds ter bescherming van het land, anderzijds ter verkrijging van inkomsten door het eisen van een waarborg (het storten van een bepaald bedrag door de vervener). Daarnaast werd ook een impost op turf geheven. Ondanks deze maatregelen groeide het verveende gebied gestaag. Het veenbedrijf bracht echter slechts de veenbazen rijkdom. De streek verarmde daarentegen, terwijl de uitbreidende plassen (onder andere de Vinkeveense Plassen zijn door de vervening ontstaan) steeds meer een bedreiging vormden voor de dorpen.

Hoogheemraadschap van Amstelland 1860   Kaart van het Hoogheemraadschap van Amstelland, getekend door opzichter G. Meijers, 1860.

 

Dit was aanleiding tot de droogmaking van verveende gebieden. Vanaf 1791 werden de volgende projecten uitgevoerd:
- De Eerste Bedijking (gerealiseerd in 1852);
- De Tweede Bedijking (gerealiseerd in 1856);
- De Derde Bedijking (gerealiseerd in 1864);
- Groot-Mijdrecht (gerealiseerd in 1877);
- Wilnis-Veldzijde (gerealiseerd in 1926).
Dit leidde tot de totstandkoming van de polders met dezelfde naam en bestaande uit nieuwe herwonnen agrarische gronden.

De Ronde Venen 1935   Kaart van De Ronde Venen in 1935, uit "De Ronde Venen, Een sociaal geographische studie van een gedeelte van het Hollandsch-Utrechtsch weidelandschap" van F.H. de Bruijne.

 

Na de droogmaking in 1926 was de veenderij in Mijdrecht en Wilnis nagenoeg verdwenen. Hoofdmiddel van bestaan werden landbouw en veeteelt. Vinkeveen is het langst veendorp gebleven. Door de opkomst van steenkool als brandstof na de Tweede Wereldoorlog en later olie en gas, gingen veel veenarbeiders ander werk zoeken. Toch heeft het in Vinkeveen nog tot 1975 geduurd tot de laatste veenbaas/veenarbeider J. van der Wilt zijn werkzaamheden beëindigde. In 1971 waren in Vinkeveen en Waverveen de veeteelt en de land- en tuinbouw de belangrijkste welvaartsbronnen.

Door de opkomst van de industrie veranderde Mijdrecht na de Tweede Wereldoorlog van een plattelandsdorp in een industrieel centrum, terwijl de agrarische betekenis in Vinkeveen /Waverveen en Wilnis steeds meer afnam. Omdat het grootste deel van de beroepsbevolking van Vinkeveen/Waverveen en Wilnis nu in de regio werkzaam is, zijn deze dorpen heden ten dage dan ook typische forensengemeenten. De huidige plaatselijke werkgelegenheid in Vinkeveen bestaat grotendeels uit toerisme en recreatie. De oorzaak hiervan vormen de Vinkeveense Plassen, waarvan de regionale betekenis door de eeuwen heen veranderde: eerst de (stedelijke) behoefte aan turf, kort voor de Tweede Wereldoorlog de vraag naar zand (De Amsterdamse Bijlmermeer is gebouwd op zand, gewonnen uit de Vinkeveense Plassen) en thans zijn de plassen een belangrijk recreatiegebied voor de Amsterdamse agglomeratie.

Plaatselijk bestuur

Tot en met 1797 kende men in Utrecht niet gemeenten, maar gerechten. Aan het hoofd van een gerecht stonden schout en schepenen, geassisteerd door een secretaris. Onder voorzitterschap van de schout hielden schepenen zich bezig met bestuur en lagere rechtspraak, waarvan de rechtspraak per 1 maart 1811 verdween.

De gemeentewet van 1851 bracht een bestuurlijke constructie, zoals wij deze nu nog kennen: een raad, als hoofd van de gemeente, rechtstreeks door ingezetenen gekozen, een burgemeester, benoemd door de koning(in), en wethouders. Tot en met begin 2002 werden de wethouders uit en door de raad gekozen. Met de verkiezing van de gemeenteraad op 6 maart 2002 is hierin wijziging gekomen. Wethouders mogen geen raadslid meer zijn, terwijl de wethouders ook gekozen kunnen worden buiten de raad om.

In de loop der eeuwen zijn er voor het grondgebied “De Ronde Venen” verschillende samenvoegingen geweest. In onderstaand schema treft u de bestuurlijke ontwikkeling van “De Ronde Venen” aan: een ontwikkeling van 7 gerechten naar één gemeente De Ronde Venen.

schema bestuurlijke ontwikkeling